Dit artikel beschrijft de ontwikkeling en het gebruik van bodemecotoxicologische testen met springstaarten en mijten. Dergelijke testen kunnen worden gebruikt voor de beoordeling van nieuwe chemische stoffen en bestrijdingsmiddelen, maar ook voor het bepalen van het ecologische risico van vervuilde gronden. De meest gangbare vorm van toxiciteitstesten zijn blootstellingen van een individuele soort onder gestandaardiseerde omstandigheden aan een reeks van concentraties van de te testen stof. Na een vaste periode van blootstelling worden effecten op de testorganismen bepaald. Dergelijke testen met springstaarten gebruiken de soorten Folsomia candida en F. fimetaria, waarbij na 28 respectievelijk 21 dagen blootstelling de effecten op overleving en voortplanting bepaald worden. Daarnaast zijn testen beschikbaar of in ontwikkeling die het ontwijkgedrag, de multigeneratie-effecten of de genexpressie van springstaarten bepalen na blootstelling aan chemische stoffen of aan vervuilde gronden. Een test met de roofmijt Hypoaspis aculeifer wordt gebruikt voor de risicobeoordeling van bestrijdingsmiddelen, maar testen met de oribatide mijten Platynothrus peltifer en Oppia nitens zijn nog onvoldoende gestandaardiseerd voor dit doel. Ook zijn er testen beschikbaar die vanaf de individuele soorten uitzoomen, en effecten op de levensgemeenschap in kaart proberen te brengen. In dit artikel worden beschikbare en in ontwikkeling zijnde methodes uitgelicht om een overzicht te geven van de stand van zaken in de bodemecotoxicologie.