Maagdelijke voortplanting (parthenogenese) komt vrij veel voor bij geleedpotige bodemdieren. De vraag is waarom nu juist de bodem een milieu is waarin de verandering van biseksuele voortplanting naar parthenogenese zo vaak is opgetreden. In dit artikel bespreek ik het voorkomen van parthenogenese bij oribatide mijten met als doel meer licht te werpen op de moeizame relatie tussen parthenogenese en evolutie. Het blijkt dat parthenogenetische mijten vaak een aanzienlijke genetische variatie vertonen en gedifferentieerd zijn in geografische lijnen. Bij sommige parthenogenetische soorten komen zeldzame mannetjes voor waarvan de functie onduidelijk is. Parthenogenese sluit soortvorming niet uit en bovendien kunnen parthenogenetische lijnen weer terugvallen naar biseksuele reproductie. Het lijkt erop dat de gestructureerde voedselbeschikbaarheid in de bodem, afgezet tegen het grillige voedselaanbod in terrestrische habitats, de selecterende factor is die evolutie van parthenogenese bevordert.