In 2013 werd onder een stoep in Wageningen een grote kolonie aangetroffen van Tapinoma nigerrimum. Deze soort was nog niet voor ons land gemeld. Het betreft een exoot, die mogelijk in Nederland is terechtgekomen door aanvoer van tuinplanten. In dit artikel worden determinatiekenmerken, levenscyclus en gedrag van deze mier besproken. Tapinoma nigerrimum is van genusgenoten die in Nederland voorkomen te onderscheiden door met name de vorm van de inkeping in het kopschild, door het feit dat de werksters een flinke variatie in grootte vertonen, en door de nestopeningen die vaak fraai kratervormig zijn. Tapinoma nigerrimum voedt zich, net als de meeste mierensoorten, met honingdauw van snavelinsecten, dode en levende diertjes en zaden en nectar van planten. In de lente en vroege zomer zijn gevleugelde geslachtsdieren aanwezig. De aanstaande koninginnen laten zich bij het nest bevruchten en trekken de eigen kolonie weer in. Zo ontstaat een superkolonie met zeer veel eierleggende koninginnen en een ongekend aantal werksters. De kolonie in Wageningen heeft zich in 2015 tijdelijk in omvang verdubbeld ten opzichte van 2014, en strekt zich thans (na een kleine inkrimping) uit over een lengte van ruim 120 m stoep (winter 2016); de soort is dus sterk invasief. Inheemse mierensoorten worden verdreven en omwonenden melden schade aan tuinplanten en overlast door de vele werksters en het opgewerkte zand. Pleksgewijze bestrijding lijkt tot nu toe het probleem alleen maar te vergroten. Deze mierensoort lijkt tot een complex van soorten te behoren, hetgeen vergelijkingen met de beschikbare literatuur bemoeilijkt. Mogelijk zal de in Nederland gevonden soort later als T. magnum aangeduid worden.


Additional Files
EB 81.jpg Cover Image , 427kb