Met de aanleg van spoorwegen en spoorwegemplacementen is in het verleden een stenig, schraal en warm biotoop gecreëerd die van oorsprong zeldzaam was in grote delen van Nederland. Op zulke terreinen worden dan ook plant- en diersoorten gevonden die van nature vooral in duinen en open terreinen op de zandgronden worden gevonden. Op een dergelijk uit gebruik genomen emplacement werd recent de kiezelsprinkhaan ontdekt. Dit is een bijzonder droogte- en warmteminnende soort die nog niet in Nederland vastgesteld was. Spoorwegterreinen die uit gebruik zijn genomen laten door successie een verscheidenheid aan biotopen zien, waardoor er een rijke sprinkhanenfauna gevonden kan worden. Zo komen op twee onderzochte binnenstedelijke Rotterdamse emplacementen, waaronder die waar de kiezelsprinkhaan werd gevonden, andere warmteminnende soorten voor als zanddoorntje, zuidelijk spitskopje en sikkelsprinkhaan. Blauwvleugelsprinkhaan en knopsprietje, twee soorten waarvoor de terreinen geschikt leken, werden niet gevonden. De soorten die hun leefgebied juist op de spoorwegterreinen vinden, zullen deze voor een deel op eigen kracht bereikt hebben, gestimuleerd door klimaatverandering. Ook kunnen ze met aangevoerd materiaal meegekomen zijn, of zijn versleept met het rijdend materieel zelf. Ongebruikte spoorwegterreinen worden in een steeds sneller tempo opgeruimd. Dit betekent vaak het einde van bijzondere stukjes (stads)natuur. Maar ook als ze behouden blijven kan het bijzondere karakter uiteindelijk door successie verdwijnen. De unieke biotoop en soortenrijkdom rechtvaardigen het echter om dergelijke terreinen aan te wijzen en te beheren als stedelijke natuurreservaatjes.


Additional Files
EB 81.jpg Cover Image , 427kb