In 2012 werden tien houtwallen (in Fryslân dykswâlen genaamd) in de Noardlike Fryske Wâlden bemonsterd met bodemvallen. Hiervoor werden zes houtwallen met oude beplanting (ouder dan 50 jaar) en een bijzondere ondergroei, en vier houtwallen met een jonge beplanting (< 10 jaar) en hoge mate van eutrofiëring geselecteerd. Omdat bossen in deze streek ontbreken, kon hier goed onderzocht worden welke soorten écht in houtwallen kunnen leven. In andere regio’s dringen namelijk ook veel soorten uit de aanwezig bossen door in de houtwallen. De hooiwagens, loopkevers en mieren uit de vallen zijn op naam gebracht. Hier presenteren we de soortengemeenschappen in deze bijzondere biotoop. Met name de loopkevers worden uitgebreid uitgewerkt, omdat het om veel soorten gaat en er veel vergelijkbaar onderzoek gepubli- ceerd is. In alle wallen is de soortensamenstelling van loopkevers sterk beïnvloed door de agrarische omgeving, maar toch werden er zes soorten gevonden die min of meer aangewezen zijn op bosachtige milieus. De aangetroffen hooiwagensoorten zijn bekend uit agrarische gebieden, maar ongeveer de helft van de soorten is grotendeels afhankelijk van half-natuurlijke elementen omdat ze gebonden zijn aan opgaande begroeiing en in weilanden en akkers niet of slechts in lage dichtheden voorkomen. Voor de mieren geldt zelfs dat negen van de twaalf gevonden soorten in het onderzoeksgebied alleen in de houtwallen kunnen voorkomen en niet in de tussenliggende agrarische percelen. Een vergelijking tussen de houtwallen met een oude en jonge beplanting toonde aan dat hier qua hooiwagens en loopkevers weinig verschillen te zien waren in soortensamenstelling. De mieren waren echter soortenrijker in de oude wallen.


Additional Files
EB 81.jpg Cover Image , 427kb