Insecten die een terrein bevolken reageren sterk op landschappelijke details en dit maakt dat de beoordeling van de kwaliteit van een terrein gebaseerd op de voorkomende diersoorten geheel anders uitpakt dan wanneer dit op vegetatiekundige kenmerken gebeurt. Om dit te kunnen beschrijven is het van belang om te weten hoe de adult voedsel en een partner zoekt, waarbij het vooral gaat om de oriëntatie op landschappelijk ruimtelijke verschillen en patronen daarin. Daarnaast is het even belangrijk om te weten hoe de larf overleeft, waarbij de aanwezigheid van het voedsel en de invloeden van biotische en fysische stress op de voorgrond treden. Het ‘gebruik’ van het landschap door insecten gebeurt op drie niveau’s: het macro (km2), meso (ha) en microniveau (are en centiare). Voor het microniveau bestaat geen classificatiesysteem en entomologen zijn dan ook onontbeerlijk om terreinbeheerders op bijzondere minibiotopen te wijzen. Het beschrijven van de leefwijze van aansprekende ‘gidssoorten’ kan helpen om het landschapsgebruik van insecten uit te leggen.