De wolbijenmijt, Sennertionyx manicati, was officieel niet uit Nederland bekend en dat wordt recht gezet door nader onderzoek aan de taxonomische identiteit. Na 75 jaar wordt de soort herbeschreven aan de hand van nieuw materiaal en de chaetotaxie wordt volgens de moderne inzichten geherinterpreteerd. Sennertionyx manicati is een monotypische soort die zich via drie morfologische kenmerken laat onderscheiden van twee verwante en/of gelijkende genera, Cerophagopsis en Cerophagus. Zoals veel van de Sarcoptiforme bijenmijten, is S. manicati uitsluitend bekend van het heteromorfe deutonimfstadium dat zich foretisch laat verspreiden op een groep van circa vijf wolbijachtigen (Anthidiini). De grote wolbij, Anthidium manicatum, is de belangrijkste gastheer. Voor de dispersie laat S. manicati zich tevens transporteren via de geelgerande tubebij, Stelis punctulatissima, een voorname broedparasitaire bij van de grote wolbij. Foresie vindt zowel op mannelijke als op vrouwelijke bijen plaats vanaf eind mei tot eind augustus. Deutonimfen hechten zich meestal vast aan het propodeum en tergiet I met de abdominale zuignappen aan de cuticula. Bij hoge dichtheden kunnen de mijten zich uit plaatsgebrek ook aan elkaar hechten en zich tevens met hun opvallend krachtig ontwikkelde voorpoten en klauwen vastklampen aan soortgenoten. Wol- en tubebijen hebben morfologisch geen herkenbare mijtenkamers of acarinaria ontwikkeld, maar bij tubebijen kunnen de mijten zich tevens in de ruimten onder de posterieure tergietranden ophouden. Door mijten te turven op de verschillende draaggastheren in de museumcollectie van Naturalis Biodiversity Center en op foto’s in digitale databanken is een vindplaatsenkaart geconstrueerd voor Nederland. Verder wordt er een overzicht gepresenteerd voor alle Sarcoptiforme bijenmijten die met zekerheid in Nederland zijn geregistreerd.


Additional Files
EB 81.jpg Cover Image , 427kb