In Nederland kwamen vroeger vier soorten hooibeestje voor, slechts één daarvan heeft relatief zijn oorspronkelijk verspreidingsgebied behouden: het hooibeestje. De andere soorten – tweekleurig hooibeestje, zilverstreephooibeestje en veenhooibeestje – zijn verdwenen of sterk afgenomen. In dit artikel wordt gezocht naar de oorzaken van het relatieve succes van het hooibeestje. Als eerste wordt naar het mogelijke verband tussen het voorkomen en klimaatverandering gezocht. Het hooibeestje kan onder zeer veel klimaatomstandigheden voorkomen. Voor twee soorten is het echter aannemelijk dat de opwarming van het klimaat voor ongunstige omstandigheden zorgt, terwijl voor een derde juist een positief effect is te verwachten, maar deze is echter recent uit Nederland verdwenen. Verder onderzoek aan het hooibeestje wees uit dat de rupsen een grote variatie vertonen in de wijze van overwinteren en de imago’s in levensduur. Verder onderscheidt het hooibeestje zich van de verwante soorten door een facultatieve diapauze en door een snelle groei van de rupsen bij hoge temperatuur. Het hooibeestje vertoont dus een hoge mate van plasticiteit waardoor het onvoorspelbaar optredende ongunstige perioden goed te lijf kan.