De eetbaarheid van vlinders vergeleken met behulp van mieren Vaak wordt gedacht dat de kleurpatronen van vlinders gelden als waarschuwing aan de predatoren dat een vlinder onsmakelijk of zelfs giftig is. De predator doet in dat geval een slechte ervaring op met vlinders die een bepaald kleurpatroon hebben, en laat vervolgens vlinders met dat patroon met rust.Toch is er nog veel onduidelijk. Zo is het bijvoorbeeld niet bekend welke predatoren bepaalde soorten doden, onder welke omstandigheden, en hoe die predatoren de kleuren zien en de smaak beoordelen. Het hier besproken onderzoek had als doel om een methode te ontwikkelen om de smaak van vlinders te kunnen verge- lijken. Omdat vlinders, zeker in een tropisch bos, zich tegen een groot aantal potentiële pre- datoren moeten verdedigen, is te verwachten dat chemische verdediging (onsmakelijkheid en giftigheid) werkt tegen verschillende predatoren.We hebben gekozen voor mieren als predatoren, en geven negen voordelen van het werken met deze insecten.Vlinders werden opgekweekt van rupsen of verzameld als adult in Kibale National Park, een tropisch bos in het westen van Oeganda. De gebruikte soorten zijn algemene, (middel)grote vlinders die als adult fruit eten. Met suikerwater werd er van de vlinders een papje gemaakt en een druppel daarvan werd naast een druppel water met dezelfde concentratie suiker aangeboden aan individuele mieren.Vervolgens hebben we gemeten hoelang elke mier aan één stuk van de pap dronk. Op deze manier hebben we de smaak van 87 individuen van in totaal 28 vlindersoorten gemeten.Van verwanten van de monarchvlinder die bekend staan om hun onsmakelijkheid, werd steeds maar kort gegeten.Van vlinders waarvan niet bekend was of ze smakelijk waren of niet, werd over het algemeen langer gegeten.We hebben gevonden dat Euphaedra kakamegae (met zwart-wit geringde rupsen) niet smakelijk is. De als adult sterk op de vrouwelijke E. kakamegae gelijkende E. uganda lijkt smakelijk te zijn. De mannetjes van E. kakamegae lijken van boven (dorsaal) weer enigszins op die van E. medon en E. preussi. Het lijkt er dus op dat verschillende vlindersoorten profiteren van de aanwezigheid van de onsmakelijke E. kakamegae door middel van Batesiaanse mimicry. De E. medon vrouwtjes en de E. harpalyce zijn van boven nauwelijks te onderscheiden en zijn beide matig onsmakelijk volgens de mieren en dit duidt dus op Mülleriaanse mimicry. Sommige soorten met waarschuwingskleuren bleken niet erg onsmakelijk te zijn, en moge- lijk imiteren deze vlinders onsmakelijke of giftige motten. Het was ook opvallend dat som- mige vlinders met een schutkleur onsmakelijk leken te zijn en we kunnen ons dus voor- stellen dat ‘bruin met een gele streep bij de punt van de voorvleugel’ ook een signaal is aan predatoren dat de vlinder niet smakelijk is.Veel van de mogelijke signaalfuncties en mimi- cryrelaties die op deze manier aan het licht kwamen waren nog niet eerder zo bekeken. Binnen één soort (Charaxes fulvescens, waarvan we de meeste gegevens verzameld hebben) vonden we geen verschil tussen de sexen, maar pas uit de pop gekropen vlinders bleken minder smakelijk te zijn dan oudere vlinders die in het bos gevangen waren.We stellen dat meten hoelang mieren van een insect eten in een door ons geprepareerd papje een handige methode is om insectensoorten en verschillende groepen binnen soorten met elkaar te kunnen vergelijken. Daar zouden weleens nog meer interessante en verassende resultaten uit kunnen komen.