Over de biologie van Calodromius bifasciatus en verwante soorten in ‘De Kaaistoep’ (Coleoptera: Carabidae). Calodromius bifasciatus (Dejean), een kleine schorsloopkever, werd voor het eerst in Nederland ontdekt in De Kaaistoep (een terrein van de N.V. Tilburgsche Waterleiding-Maatschappij) in januari 1999. Er bleek een populatie aanwezig op twee rijen met in totaal 26 zomereiken. De Kaaistoep is alleen toegankelijk met vergunning en het terrein biedt allerlei faciliteiten, zoals voor het opbergen van materialen. Dit maakt het uitstekend geschikt voor het doen van (breed entomologisch) onderzoek, bijvoorbeeld naar het antwoord op enkele ecologische vragen omtrent de schorsloopkevers. Verscheidene vangmethoden, zoals potvallen, raamvallen en verbanden en ringen om de boomstammen en takken, werden toegepast om meer te weten te komen over de dispersie en migratie van C. bifasciatus. Gedurende meer dan twee jaar werden bijna wekelijks ’s nachts de stammen van de eiken geïnspecteerd om meer van het gedrag van de kevers te leren. Ook werden ’s nachts de onderzoeksbomen geïnspecteerd op overige fauna. Daarnaast werden gegevens verzameld over copuleren, voedsel zoeken, de aanwezigheid van een pre-oötheca aan het achterlijf, de plaats op de stam en de overige fauna, ook in relatie met de weersomstandigheden. De fenologie van C. bifasciatus en een aantal andere Dromius-soorten geeft aan dat C. bifasciatus in de winter actief is en grotendeels ontbreekt gedurende de zomer. Dromius agilis daarentegen is niet aanwezig in de winter. Calodromius bifasciatus werd copulerend aangetroffen bij temperaturen tegen het vriespunt. De afwezigheid in de zomer wordt niet verklaard uit migratie naar hoger gelegen delen van de boom, vooral niet omdat C. bifasciatus gebonden lijkt aan stamdelen met veel nauwe spleten, zoals vooral de onderste meters. Wij veronderstellen dat C. bifasciatus in de zomer (vrijwel) niet aanwezig is. Wij vonden grote variatie in de aanwezigheid van C. bifasciatus tussen individuele bomen, maar kunnen deze verschillen niet verklaren uit begroeiing, blootstelling aan wind, regen en zon, en ook niet uit concurrentie met andere Dromius s.l. of andere insecten. De enige onderscheidende factor lijkt de structuur van de schors. Veel vragen zijn niet opgelost. Zo konden we geen larvale stadia ontdekken en weten we nog weinig over de dispersie. In dit artikel worden onze resultaten besproken en vergeleken met die van een recent verschenen Duits onderzoek over hetzelfde onderwerp.