Hoe angelloze bijen verkeersproblemen oplossen. Sociale insecten leven in grote kolonies van waaruit ze foerageren. Over het algemeen heeft een kolonie één (of enkele) opening(en) waardoor alle foerageersters in en uit gaan. Deze ingang is echter ook een zwakke plek in de kolonie en maakt het gemakkelijker voor predatoren en parasieten om binnen te komen. In dit artikel analyseren we of de grootte en vorm van de ingang van angelloze bijenkolonies (figuur 1) gezien kan worden als een compromis tussen efficiënt vliegverkeer en adequate verdediging. Globaal hebben grotere kolonies inderdaad een grotere ingang (figuur 2). Bijen met een grotere ingang zijn over het algemeen defensiever (figuur 3), hetgeen aangeeft dat er extra kosten verbonden zijn aan een grote opening. Een kleine opening brengt ook kosten met zich mee; bij zeer hoge vliegactiviteit (gesimuleerd door middel van training op kunstbloemen) vindt er filevorming plaats (tabel 1) en komen meer botsingen voor (figuur 4), wat bij een grotere nestopening niet gebeurt. Architectuur van de opening helpt bij het organizeren van de verkeersstroom. Bij buis- en trechtervormige openingen vindt automatisch een scheiding van landings- en vertrekbanen plaats door de visuele voorkeuren van de in- en uitvliegende bijen (figuur 5). Trigona spinipes, een soort met zeer grote kolonies (tot 80.000 bijen), heeft een zeer speciale opening: scheidingswanden in de grote ronde opening bieden extra landings- en vertrekplaatsen vergeleken met een open gat en levert mogelijkerwijs een betere verdediging tegen vijanden (figuur 6). De nestopeningen van angelloze bijen lijken inderdaad een adequaat compromis tussen efficiënte verkeersdoorstroming (files slechts bij zeer hoge activiteit) en verdediging. Tot slot bespreken we hoe onze architecten inspelen op verkeersproblemen (figuur 7).