Een groep nauw verwante Brevipalpus-soorten heeft een unieke positie in het dierenrijk: bij deze mijtensoorten zijn zowel de mannetjes als de vrouwtjes haploïd. Deze uitzonderlijke situatie wordt veroorzaakt door een infectie met Cardinium-symbionten. Deze bacteriën feminiseren onbevruchte haploïde eieren die anders tot mannetjes zouden uitgroeien. In één soort is de haploïde staat van de vrouwtjes niet het gevolg van een symbiont, maar vermoedelijk een genetische eigenschap van de mijten zelf. Dat onbevruchte eieren vrouwelijke dieren opleveren heeft tot gevolg dat deze mijten aseksueel voortplanten. Hierdoor zijn er maar beperkte mogelijkheden voor het ontstaan van genetische variatie. Toch blijken Brevipalpus-populaties genetisch tamelijk divers. Een mogelijke verklaring voor de gevonden genetische variatie is, dat de mijten zich sporadisch toch seksueel voortplanten. Een andere manier waarop genetische variatie kan ontstaan is door horizontale overdracht van de symbiont aan seksuele dieren. De symbiont is evolutionair gezien een parasiet van de mijten: op korte termijn geeft hij zijn gastheer een groot fitnessvoordeel, maar op de lange termijn zal de gastheer als gevolg van de infectie uitsterven.