Het gebeurt nog maar zelden dat in Europa een nieuwe vlindersoort ontdekt wordt en als het al gebeurt, dan is er meestal sprake van twee sterk op elkaar lijkende soorten die tot dan toe voor een soort gehouden waren. Dit is ook het geval bij het boswitje (Leptidea sinapis) en zijn zustersoort het verborgen boswitje (L. reali). Deze soorten zijn in 1989 onderscheiden op grond van genitaalkenmerken. Inmiddels staat vast dat ze zowel in de natuur als onder experimentele omstandigheden niet met elkaar paren, een bewijs dat het inderdaad twee biologische soorten zijn. Beide komen voor in een groot deel van Europa en Azië. In Nederland waren boswitjes tot 1990 zeldzaam, maar sinds 1992 bestaat er een permanente populatie op de Sint-Pietersberg bij Maastricht. In 2003 verwierf het boswitje daarom de status van standvlinder, al stond op dat moment niet vast welke soort het betrof. Om te bepalen of beide soorten in Nederland zijn aangetroffen, en zo ja in welke mate, zijn zoveel mogelijk exemplaren uit museumcollecties en particuliere collecties onderworpen aan een genitaalonderzoek. Dat leverde de volgende resultaten op: 1 zowel L. sinapis als L. reali zijn in Nederland gevangen, 2 L. sinapis was in de periode vóór 1990 een zeldzame zwerver. Sinds 1992 handhaaft de soort zich op de Sint-Pietersberg en wordt derhalve beschouwd als standvlinder, 3 L. reali was in de periode vóór 1950 een zeldzame zwerver. Van 1949 tot 1958 heeft L. reali zich op zijn minst een aantal jaren weten te handhaven op de Bemelerberg, ten oosten van Maastricht. Daarmee verwerft deze soort de status van onregelmatige standvlinder. Uit de periode na 1960 is in de onderzochte collecties geen L. reali aangetroffen, 4 vangsten van L. reali zijn in de minderheid en beperken zich tot het uiterste oosten van Zuid-Nederland. Dat suggereert dat de soort niet alleen zeldzamer is, maar ook minder zwerfneiging heeft dan L. sinapis, 5 de Nederlandse exemplaren van L. reali behoren tot de ssp. jonvillei Mazel, 2000, 6 uit het grote aantal mannetjes dat in Nederlandse collecties te vinden is kan een betrouwbare frequentieverdeling van de aedeaguslengte van L. sinapis afgeleid worden. Deze kan dienen als referentie bij het determineren van boswitjes uit Nederland en het aangrenzende Duitse en Belgische grensgebied. In Nederland, waar populaties zeldzaam zijn en gesticht worden door een of hooguit enkele immigranten, is het ontstaan van gemengde populaties erg onwaarschijnlijk. Identificatie van een ongemengde populatie is daardoor mogelijk op basis van een enkel mannetje of vrouwtje