Binnen de familie van de grotere langpootmuggen, de Tipulidae, zijn de soorten van de subfamilie Ctenophorinae nogal bijzonder: ze hebben soms een wesp- of sluipwespachtig voorkomen en een veelal glimmend en licht gekleurd lichaam, ofwel een zwart lichaam met een opvallend geel of oranje vlekkenpatroon. Bovendien bezitten de mannetjes opvallende gevederde antennes. In het West-Palearctische gebied omvat de subfamilie vijftien soorten en ondersoorten in vier genera: Ctenophora Meigen, Dictenidia Brullé, Phoroctenia Coquillett and Tanyptera Latreille. Het vijfde genus binnen de Ctenophorinae, Pselliophora Osten Sacken, komt hoofdzakelijk voor in Oost-Azië. De larven van alle soorten ontwikkelen zich in rottend hout van loofbomen. Ze zijn meestal beperkt tot oude bossen, hoogstamboomgaarden en andere terreinen gekenmerkt door een van oudsher langdurige aanwezigheid van oude, afstervende en omgevallen bomen. Hierdoor, en vanwege de relatieve zeldzaamheid van veel van de soorten, is te verwachten dat Ctenophorinae goede indicatoren zijn voor de biodiversiteitswaarde van bossen en aanverwante habitats. In dit artikel wordt een geïllustreerde tabel gepresenteerd voor de adulten van alle West-Palearctische soorten en ondersoorten, een overzicht van hun verspreiding en van de recente literatuur.


Additional Files
EB 66.jpg Cover Image , 912kb