In dit artikel worden de voorwaarden besproken waaraan de libel Cordulia aenea voor haar metamorfose tot volwassen insekt behoefte heeft. In tegenstelling tot vele andere Odonata geschiedt de laatste vervelling van Cordulia aenea vrij ver van het water. Het dier heeft daartoe een oever nodig welke niet zacht en moerassig is, doch reeds dadelijk droog en hard. Voorts moeten ter plaatse bomen staan met een ruwe schors, zoals dennen en eiken. Slechts in noodgevallen worden bomen met gladde schors of zegge {Carex) genomen. De vervelling geschiedt op een afstand van 3—30 meter van het water en men vindt de afgelegde huidjes 1—5 meter hoog op de stam. Dode takken, welke uit het water oprijzen en door sommige Odonata gaarne voor hun laatste vervelling worden benut, komen voor Cordulia aenea niet in aanmerking. De kennis van het speciale biotoop van deze libel en van de voorwaarden voor een geslaagde metamorfose zijn van het grootste belang voor de bescherming van dit in Nederland tamelijk zeldzame insekt. Het meertje Uiversnest voldoet aan deze eisen.