Continentale ijskappen, zoals nu aanwezig op Antarctica en Groenland, maar in het Pleistoceen in grote gebieden van het noordelijk halfrond, kunnen kilometers dik zijn. Ze zijn dan zo zwaar dat ze de aardkorst diep wegdrukken, in hun centrum veel meer dan 100 m. Bij het smelten van de ijskappen komt de aardkorst weer omhoog, vaak schoksgewijs. Dat resulteert in aardbevingen die hun sporen nalaten in de vorm van gedeformeerde sedimentlagen: seismieten.