In de uitgestrekte moerassen van het Laat-Carboon groeide een uitbundige vegetatie van kruidachtige planten en bomen. Daarin domineerden de reusachtige, tot 45 m hoge, wolfsklauwbomen Lepidodendron en Lepidophloios alsmede Sigillaria, die 20 tot 25 m hoog werd. Naar schatting hebben zij zo’n 60 tot 90% van het plantaardig materiaal waaruit later steenkool gevormd werd, geleverd. Je vraagt je af hoe zulke woudreuzen bij stormen overeind hebben kunnen blijven in zo’n drassige omgeving.