2016
Zoogdieren: Aardmuis Microtus agrestis
Publication
Publication
Natuur van Nederland , Volume 12 p. 121- 123
De aardmuis lijkt veel op de veldmuis en de noordse woelmuis. Met een kop-romplengte tot 13,5 cm zit hij tussen deze twee soorten in. De staart is korter dan een derde van de kop-romplengte. De vacht maakt een ruige indruk doordat de haren in lengte verschillen en groepsgewijs staan ingeplant. De rugzijde is meestal donker kastanjebruin, de buikzijde crèmegrijs. De rand van de oorschelpen gaat grotendeels schuil achter de relatief lange haren op de oorbasis (Lange et al. 1994). In de winter zijn aardmuizen meer overdag actief, in de zomer voornamelijk in de schemering en ’s nachts. Vrouwtjes blijven in de buurt van hun geboorteplaats terwijl mannetjes deze verlaten. Vrouwtjes die bij elkaar in de buurt leven zijn hierdoor sterk aan elkaar verwant. Het leefgebied van mannetjes (400-1000 m2) overlapt veelal dat van meerdere vrouwtjes (200-500 m2) (Borwoski 2003). Het voortplantingsseizoen is lang (februari-oktober) en in zachte winters kan de soort zich ook voortplanten (Pusenius et al. 1998). De dichtheden variëren in de loop van het jaar en kunnen aan het eind van de zomer oplopen tot 300 per ha. Veel dieren trekken dan weg, soms zelfs verder dan een kilometer (Lambin et al. 1998), de sterfte is hoog, familiegroepen vallen uiteen en het aantal geboortes neemt af. Wanneer de dichtheid laag is geworden neemt de neiging tot wegtrekken af en kunnen opnieuw familiegroepen worden gevormd (Charnov & Finnerty 1980). In het wild worden aardmuizen vermoedelijk nooit meer dan twee jaar oud.
Additional Metadata | |
---|---|
Natuur van Nederland | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Naturalis Biodiversity Center |
R.H. Witte. (2016). Zoogdieren: Aardmuis Microtus agrestis. Natuur van Nederland, 12, 121–123. |