De huismuis is een algemene soort die vrijwel iedereen wel eens is tegengekomen. Hij heeft een kop-romplengte tot 10 cm en een bijna even lange staart die schaars en kort behaard is. Het gewicht is maximaal 33 g. In huis levende huismuizen zijn aan de rugzijde meestal donkergrijs, met een geleidelijke overgang naar de iets lichter gekleurde buik. In het veld levende dieren zijn meestal bruingrijs tot vaalbruin van boven, duidelijk afgescheiden van het lichtgrijs tot geelwit van de buik. De oren zijn relatief klein maar steken wijd uit, de ogen zijn klein en de snuit is spits (Reichstein 1978). Er worden 5-10 keer per jaar, na een draagtijd van circa 20 dagen, 4-12 jongen geboren. Binnen een populatie bestaat een hiërarchische structuur, waarbij dominante mannetjes de dienst uitmaken in een groep met een of meer volwassen vrouwtjes en onvolwassen dieren.