De narwal is een tot 5,5 m lange tandwalvis met een stompe kop. Een rugvin ontbreekt. Het gebit is gereduceerd tot een lange, spiraalvormige slagtand in de linker bovenkaak van de mannetjes; zelden is er ook een tweede slagtand rechts. De vrouwtjes hebben deze tand alleen in aanleg; bij hen groeit die zeer zelden uit. Volwassen dieren zijn donkergrijs, naar onder toe lichter, en sterk donker gevlekt. Oude dieren worden grotendeels wit.