De gewone dolfijn is een slanke, tot 2,5 m lange dolfijn met een lange snuit en een karakteristiek ’zandloperpatroon’ op de flanken. De bovendelen zijn donkergrijs; de donkere mantel loopt onder de rugvin uit in een omlaag gerichte punt. De onderdelen zijn wit, de staartwortel grijs en het voorste deel van de flank, vanaf de donkere punt tot aan de snuit, is geelachtig of roomwit. Over de buik en flanken lopen in de regel enkele lijnen van snuit naar mantel en staartwortel, en van mantel naar staart, die samen het zandloper- of kriskraspatroon vormen. Vanaf de donkere snuit lopen een lichte voorhoofdstreep en daaronder een donkere ‘teugel’ naar de donkere oogring; vanaf de onderkaak loopt een donkere streep naar de meestal donker gekleurde borstvinnen. Gewone dolfijnen zijn soepele zwemmers, die vaak voor de boeg van schepen komen. Ze kunnen groepen vormen van honderden dieren.