Bij het droogvallen van de gronden van de Noordoostpolder in de jaren 1941/42 kwamen bij De Voorst, bij Schokland en bij Urk keileemgebieden te voorschijn, welke, toen nog onbegroeid, een grote hoeveelheid vrijwel onverweerde zwerfstenen bevatten. Niet dat het gehele gebied een gelijke stenenrijkdom vertoonde: er waren terreingedeelten, welke als geplaveid waren met erratische gesteenten en ook gebieden, waar weliswaar de keileem aan de oppervlakte voorkwam, maar waar de steenbestrooiing veel geringer was. In deze eerste jaren hebben vooral amateurgeologen het terrein verkend en bij De Voorst, later ook bij Urk talrijke gesteenten verzameld, waarmee zij de eigen collecties uitbreidden. Onder hen was ook de heer P. van der Lijn, de toenmalige voorzitter van de Nederlandse Geologische Vereniging, die bij het zien van de stenenrijkdom ten Noorden van Urk op de gedachte kwam, dat het betekenis zou kunnen hebben hier een reservaat — speciaal een geologisch reservaat te stichten, teneinde daardoor dit voor Nederland unieke beeld van geabradeerde keileem en daaruit als residu achtergebleven noordelijke zwerfstenen te bewaren.

, , , , , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

D. Bakker, G.D. van der Heide, & H. Veenendaal. (1955). Het geologisch reservaat 'P. van der lijn' in de Noordoostpolder. Grondboor & Hamer, 9(2), 52–59.