Vaak bereiken mij de laatste tijd vragen over de gevolgde methoden bij het terreinonderzoek en het werken met de grondboor. In feite komt het erop neer, dat steeds weer twee vragen terug komen en wel: "Hoe boor je eigenlijk?" en "Waar moet je boren?" Ware het niet, dat de amateur zich direct bij het begin zekere beperkingen moet opleggen, dan zou hier een dik boek over te schrijven zijn. Een amateur-geoloog wil en moet nu eenmaal met primitieve middelen trachten zoveel mogelijk waardevolle gegevens te verkrijgen. Dure en zware apparaten zijn te enenmale taboe, alles moet gemakkelijk op de fiets en soms zelfs lopend vervoerd kunnen worden. Waar wij wel over kunnen beschikken, dat zijn onze zintuigen,helaas wordt hiervan lang niet genoeg intensief gebruik gemaakt. Wie zich ernstig wil gaan toeleggen op veldwerk, dient eerst zich te oefenen in het waarnemen en daarna het objectief weergeven van zijn waarnemingen. Dit lijkt een tamelijk overbodige aansporing. Gaan we echter na jaren oude notities van ons zelf en van anderen eens overlezen, dan blijkt maar al te zeer, hoe onvolledig deze aantekeningen meestal zijn.