Van ammonieten weten de meeste mensen wel dat ze waarschijnlijk leken op een Nautilus en dat ze vooral krabbetjes en andere schaaldieren gegeten hebben. Vergelijkbaar dus met de prooidieren van de huidige inktvissen als de Sepia (de zeekat) en de Loiigo (de pijlinktvis). Ammonieten aten niet alleen, ze werden ook gegeten. Bekend is het plaatje van een ammoniet (Placenticeras) met de mooie rijen ronde gaatjes in de schelp. Voor velen het duidelijke bewijs dat de Mosasaurus het voorzien had op de ammonieten. In het standaardwerk van U. Lehmann: Ammoniten, ihr Leben und ihre Umwelt wordt ook melding gemaakt van mogelijke predatoren (aanvallers). Naast de zeereptielen als de Ichthyosaurus krijgen ook de vissen en de kreeften de eer toebedeeld de predatoren van ammonieten te zijn. Ammonieten met een beschadiging komen veel voor. Sommige zijn zo erg beschadigd dat je ze laat liggen, 'want er zijn zoveel mooie hele'. Twee jaar geleden werd ik op ammonieten met woonkamerbeschadigingen geattendeerd door René Fraaye van het oertijdmuseum 'De Groene Poort' in Boxtel. Tijdens zijn vele geologische reizen in de Zuid-Duitse Schwabische Alb kwam hij ze keer op keer tegen. Juist hier was het makkelijk om het fenomeen te herkennen, omdat de ammonieten in principe compleet zijn. Dat wil zeggen dat zowel het deel van de schelp met de luchtkamers alsook de woonkamer in zijn geheel gefossiliseerd is. We denken dat de beschadigde ammonieten slachtoffer zijn geworden van een sterk gespecialiseerde rover. Gespecialiseerd omdat het lijkt alsof hij altijd hetzelfde stukje van de ammoniet uit de schelp brak. Behalve reptielen, vissen en kreeften heeft er dus nog een andere predator in de Jurassische zeeën rondgezwommen. Door de gegevens van veel ammonieten te combineren kunnen we een idee krijgen, wie de onbekende jager zou kunnen zijn. De moeilijkheid van paleobiologisch onderzoek is echter, dat het onmogelijk is een bewering te toetsen. Je weet nooit zeker of het echt zo geweest is.