De najaarsexcursie 1970 werd gehouden op 12 en 13 september in het noorden van Drente met als standplaats Zeegse. Er werd overnacht in hotel ”Duinoord”, terwijl de kampeerders hun tenten opsloegen op de camping ”De Holenkamp”, schuin tegenover het hotel gelegen. De zaterdagochtend werd besteed aan het inventariseren van het geaccidenteerde heideterrein dat vlak ten noordoosten van het hotel gelegen is. Dit gebied waarin veel Empetrum nigrum en op de vochtiger plaatsen Erica tetralix groeit, bleek zeer rijk te zijn aan levermossen, vooral de noordhellinkjes. In totaal werden hier 22 soorten levermossen verzameld. Vervolgens werd een vluchtig bezoek gebracht aan een sterk gestoord ven met veel veenputten. Ook de bosrand tussen de heide en het ven werd bekeken. Daarna zijn we verder gelopen naar twee vennetjes ten oosten van het Zeegserbos. Het meest noordelijke hiervan, bijna geheel omgeven door bosopslag, struiken en zomerhuisjes, bleek nog verrassend goed te zijn. Er komt veel Oxycoccus palustris en Andromeda polifolia in voor en tot onze grote verbazing vond Muller een vruchtdragend exemplaar van Scheuchzeria palustris. Het was bekend dat deze soort hier voorkwam, maar ondanks herhaaldelijk zoeken van de eerste onzer werd de soort nooit teruggevonden. Des te groter was dus de vruegde over deze vondst. Een andere interessante vondst in dit ven was Sphagnum dusenii. Enige jaren geleden is in dit ven door de eerste onzer Aulacomnium palustre gevonden met kapsels, welke deze keer niet werden waargenomen. Vlak ten zuiden van dit ven ligt een sterk gemetatrophiëerd ven met veel wilgen, dit leverde nauwelijks iets op. Vervolgens zijn we teruggelopen naar het hotel en vandaar zijn we per auto naar het bruggetje over de Drentse A tussen Oudemolen en Gasteren gereden, vanwaar we lopende naar de Dennenkolk aan de Drentse A gegaan zijn. Dit gebied bestaat hoofdzakelijk uit eikenhakhout, verwaarloosd dennenbos en enkele, grotendeels dichtgegroeide vennetjes. Er werden geen bijzondere vondsten gedaan.