Het verschijnen van “De Nederlandse Bladmossen” als eindresultaat van de revisie van deze groep planten door Dries Touw en Wim Rubers, heeft een nieuwe impuls gegeven aan het bryologisch onderzoek in Nederland. Dit valt onder meer af te leiden uit de toegenomen floristische inventarisaties die, over het gehele land verspreid, hoofdzakelijk door amateurs worden uitgevoerd. Een belangrijke en onmisbare bron van informatie hierbij is de flora van “De Nederlandse Bladmossen” die in binnen- en buitenland met veel waardering is ontvangen. Helaas is er nog geen equivalent voor de Nederlandse levermossen en Sphagna. De behoefte hieraan is in bryologische kringen alom bekend. Nu aan de Nederlandse universiteiten het onderzoek en onderwijs in de bryologie als gevolg van bezuinigingsoperaties zo goed als verdwenen zijn, heeft de Bryologische en Lichenologische Werkgroep van de KNNV het initiatief genomen om de revisie van de Nederlandse levermossen en Sphagna ter hand te nemen. Met dat doel voor ogen heeft de werkgroep in 1991 een plan opgesteld om een deskundig bryoloog voor een periode van vier jaar full-time aan de revisie te laten werken. Om het project te financieren werd een subsidie aangevraagd bij het Prins Bernard Fonds, dat helaas ons verzoek afwees vanwege de fundamenteel wetenschappelijke aard van het project. Het bestuur van de werkgroep heeft zich toen beraden over de vraag of en in welke vorm het project toch gerealiseerd zou kunnen worden, wat tot de volgende opzet heeft geleid. De revisie van de Nederlandse levermossen en Sphagna zal door vrijwilligers worden uitgevoerd. Het project ondervindt naast ondersteuning van het Rijksherbarium ook medewerking van alle andere instituten die levermossen en Sphagna in hun collecties hebben.