Volgens de 4e Bosstatistiek (C.B.S. 1987) bedraagt in ons land het totale oppervlak aan actief beheerd essenhakhout 267 ha. Het merendeel van dit hakhout bevindt zich in de provincie Utrecht, in het Kromme Rijngebied (148 ha). Het overige ligt verspreid, voornamelijk langs de binnenduinrand, de Utrechtse Vecht en rond het IJsselmeer. In de afgelopen dertig jaar is het oppervlak essenhakhout sterk afgenomen. Zo vermeldt de 3e Bosstatistiek, opgesteld tussen 1964 en 1968, nog een landelijk oppervlak van 621 ha. Vele percelen zijn sindsdien verwaarloosd en doorgeschoten of op spaartelgen gezet, daar de vraag naar essenstaken sterk was afgenomen. In het verleden werd dit sterke, buigzame hout gebruikt in de fruitteelt (als stutten voor hoogstamtakken), in de tuinbouw (erwten- en bonenstaken), in de landbouw (gerief- en brandhout) en in de industrie (schopstelen, stoelpoten en wagenwielen). Al deze toepassingen zijn de afgelopen decennia vrijwel verdwenen. Meer recent worden essenstaken door Rijkswaterstaat benut bij waterkeringswerken. Hierdoor zijn in het Kromme Rijngebied sinds het begin van de jaren tachtig weer vele hectaren afgezet. De toekomst van de thans nog ruim 250 ha essenhakhout in ons land is echter onzeker en slechts via aankoop door natuurbeschermingsorganisaties en door een op natuurbehoud gericht beheer kan dit internationaal van groot belang zijnde biotoop behouden blijven. Barkman (1941) was de eerste die hier bryosociologische opnamen maakte. Hij raakte geboeid door de bryologische rijkdom op de oude essenstoven en in verdere publicaties (Barkman 1958, 1959) ging hij nader in op de hier voorkomende mosvegetaties. De mossenwerkgroep onderzocht de mosflora op de oude essenstoven in het Fazantenbos bij De Steeg (Touw 1969) en Dirkse (1975) inventariseerde de mosflora in dertien belangrijke essenhakhoutpercelen in het Kromme Rijngebied. Deze laatste inventarisatie werd in 1988 herhaald door Greven (1992).