3 – 3 – ’72 Diemer Zeedijk (ten oosten van Amsterdam). Het dier zat op een kist die onder aan de dijk lag. De vogel met zijn groene weerschijn en witte dijvlek had eveneens een snal kuifje bestaande uit opwippende zwarte veren (geen wind). Déze had dus een kuifje, ook al staat in ”de Vogelgids” dat een aalscholver dit niet heeft. Het rijke wit op achterkop en hals (met een doodenkel en dun zwart veertje) verdwijnt later in het seizoen weer. Bij de grote aalscholver (d.i. de Atlantische vorm Ph.c. carbo) is dit wit er wel in tegenstelling tot wat in de Vogelgids staat, naar er zitten veel neer zwarte veren doorheen geweven.