Het aantal paren Stormmeeuwen valt in het niet bij het totale aantal dat in Nederland wordt gevonden. De broedvogelpopulatie in Nederland omvatte in 1998-2000 5600-6500 paren (Keijl, 2002). In die periode broedden er 163-175 paar in de IJmond. In 2003 waren dat er totaal wederom 163. Het aantal op het CORUS-terrein nam ten opzichte van 2001 en 2002 verrassenderwijs toe, ondanks de raapacties. Aantallen op het sluizencomplex liggen al een aantal jaren tussen de 40-50 broedparen. In 2003 waren dat er 41. De meeste broeden hier op de grond, terwijl op het CORUS-terrein de meeste exemplaren op daken of verhogingen broeden. Voor de toekomst zullen de aantallen, met name op het CORUS-terrein, onder druk blijven staan. Een grote toename valt hierdoor niet te verwachten. Kleine Mantelmeeuwen komen als broedvogel vooral voor in het Deltaen Waddengebied. Buiten deze regio is de IJmond één van de belangrijkere gebieden (Spaans, 2002a; van Dijk et al., 2003). De aantallen in de IJmond vallen echter in het niet bij de tienduizenden broedparen in eerder genoemde gebieden (tijdens de atlasperiode (1989-2000) 58.500- 72.000 paar; Spaans, 2002a). De broedvogelaantallen in de IJmond kunnen onder gunstige omstandigheden nog toenemen met enkele duizenden paren, maar zullen nooit de aantallen halen die gevonden worden in het Delta- en Waddengebied. De IJmond is echter wel het gebied waar vooralsnog de meeste Kleine Mantelmeeuwen op daken broeden (in 2003 430 paar en in de atlasperiode 247-300 paar; Spaans, 2002a). De aantallen nemen nog steeds jaarlijks toe maar staan onder druk. De kolonie op het Middensluiseiland had tijdens de vestigingsperiode last van een Vos. Rijst de vraag hoe sterk de kolonie gegroeid zou zijn als deze er niet geweest was? De toename op de daken gaat wat minder sterk, maar stond ook dit jaar onder druk van Vos en menselijke activiteiten. Er komen echter ook nieuwe daken ter beschikking die vrijwel meteen in bezit worden genomen. Al deze verstoringen bekeken gaat het de Kleine Mantelmeeuw nog steeds voor de wind en de tijd zal leren hoe de ontwikkeling verder gaat. De Geelpootmeeuw wordt steeds meer waargenomen als broedvogel. Als broedvogel werden er in de jaren 1998-2000 16-32 paren in Nederland vastgesteld (Schols, 2002). Het betrof in alle gevallen mengparen met Kleine Mantel- of Zilvermeeuw (van Swelm, 1998; Schols, 2002). In die periode waren in de IJmond 2-3 mengparen aanwezig. Het aantal gemengde broedparen van Geelpootmeeuw/hybriden met Kleine Mantelmeeuw nam dit jaar iets af. Duidelijk is dat er nog steeds hybriden grootgebracht worden waardoor meeuwen in allerlei soorten kleden verschijnen die determinatie er niet gemakkelijker op maken (Cottaar, 2004). Het lijkt erop dat dit soort paren in de toekomst steeds meer opduiken door de noordwaartse uitbreiding van de Geelpootmeeuw. De eerste zuivere paren zijn overigens wel al gemeld uit België in 2002 (Vercruijsse et al., 2002). Het totaal aantal broedpaar van de Zilvermeeuw in Nederland (62.000- 67.000; Spaans, 2002b) is tijdens de Atlasperiode duidelijk onder dat van de Kleine Mantelmeeuw gekomen, iets dat ook in de IJmond zichtbaar was. Met de 1257-1418 broedpaar in de IJmond voor de Atlasperiode was dit gebied één van de belangrijkste buiten het Delta- en Waddengebied. Ook hier moet worden vastgesteld dat een voor Nederlandse begrippen hoog aantal op daken broedende Zilvers in de IJmond is aangetroffen. Voor de atlasperiode waren dit er 1081-1243. In 2003 kwam het aantal op 1458 paar. De aantallen op daken broedende Zilvermeeuwen nemen dus nog steeds toe, ondanks de verstoringen door dakwerkzaamheden, rapen en predatie door Vos. De op de grond broedende Zilvermeeuwen, waarvan de meeste op het Middensluiseiland broeden, staan onder druk, mogelijk door de grote aantallen Kleine Mantelmeeuwen. Broedgevallen van Visdieven vonden dit jaar weer niet plaats. Duidelijk is dat er te veel verstoring op het sluizencomplex plaatsvindt voor een vaste vestiging. Is de rust aanwezig dan komen de Visdieven vanzelf, zoals eind jaren negentig bleek. Vestiging lijkt dan ook in de toekomst, als de renovaties achter de rug zijn, weer mogelijk. De rek in het aantal broedpaar voor meeuwen is er voor de IJmond in principe nog niet uit. Er zijn nog uitbreidingsmogelijkheden op de daken in het industriegebied en op het CORUS-terrein. Ook het Middensluiseiland is nog niet helemaal bezet. Ook lijkt er een trend in gang gezet te zijn richting woonhuizen, waar steeds meer meeuwen en broedgevallen worden waargenomen. De aantallen staan onder druk door menselijke verstoring en predatie door Vos, waardoor een snellere verspreiding plaatsvindt over andere daken. Steeds meer jonge meeuwen worden dan ook onder andere gevonden in de bebouwde kom. Een deel van deze vogels komt uiteindelijk terecht bij het Vogelrampenfonds in Haarlem (mededeling Roel Draijer). Inventarisatie in de bebouwde kom is niet eenvoudig, maar om inzicht te krijgen in de ontwikkeling wel noodzakelijk net zoals het blijven inventariseren van de IJmond om zodoende de ontwikkeling van de populatie te kunnen blijven volgen.