Na vele jaren van toenemende aantallen werd in 2004 een pas op de plaats gemaakt, met voor alle soorten lagere aantallen dan in 2003. Vooral de Stormmeeuw heeft het in de IJmond zwaar. Sinds 1994 werden niet zulke lage aantallen gevonden. De meeste van de 121 paar werden aangetroffen op het CORUS-terrein. Hier staat de soort zwaar onder druk van onder andere raapacties. De grootste kolonie op het sluizencomplex (acht paar) werd gepredeerd door de Vos. Ook het succes van de overige paren op het sluizencomplex was vrijwel nihil. Stormmeeuwen hebben hier de grootste moeite om jongen groot te brengen, onder andere door predatie door Kleine Mantelmeeuwen (Oude Deureiland, sluizencomplex) en het wegspoelen van nesten (Middensluiseiland). Voor het eerst sinds 1988 nam het aantal broedpaar van de Kleine Mantelmeeuw niet toe. Het totaal aantal van 2175 paar lag ongeveer 200 onder dat van 2003, en zo was het aantal weer gelijk aan de stand in 2002. De afname zat hem voornamelijk in de lagere aantallen op het Middensluiseiland (1651 paar in 2004 ten opzichte van 1946 paar in 2003). Rede van deze afname blijft gissen. De onrust door de aanwezige Haviken en Buizerds in de vestigingsperiode kan er één van zijn. Voor het eerst sinds 1988 werd weer door Kleine Mantelmeeuwen op het Forteiland gebroed (vijf paar). Op de daken van het industrieterrein van IJmuiden vond een opvallende verplaatsing plaats. Door predatie en de daarbij gepaard gaande onrust op de IJbunker weken paren uit naar andere daken. Dit werd aangetoond aan de hand van waarnemingen van gekleurringde vogels. Omdat op de andere daken ook sprake was van een verdere toename, groeide het totaal aantal dakbroeders in het industriegebied van IJmuiden van 313 in 2003 tot 386 in 2004. Het aantal broedpaar op het CORUS-terrein blijft ook, zij het niet spectaculair, toenemen van 115 paar in 2003 naar 127 paar in 2004). Het totaal aantal dakbroeders voor de IJmond kwam dit jaar uit op 519 paar. Het aantal broedende Zilvermeeuwen lag de laatste drie jaar steeds rond de 1600 paar. De soort kreeg een gevoelige tik door predatie op de IJbunker, alwaar het aantal broedpaar afnam van 447 in 2003 tot 116 paar in 2004 (Cottaar & Verbeek, 2004). Het totaal aantal dakbroeders nam daardoor af van 1052 in 2003 paar tot 976 paar in 2004. Een gedeelte van de broeders op de IJbunker zal uitgeweken zijn naar andere daken maar ook op het Forteiland en het Middensluiseiland werden meer paren geteld. De soort lijkt dus door predatie uit te zwermen naar alle richtingen. Het totaal aantal dakbroeders voor de IJmond kwam dit jaar uit op 1352 paar. Net als in 2003 werd predatie door Vos vastgesteld, waardoor het totaal aantal broedpaar onder druk kwam te staan. Havik en Buizerd maakten weer volop gebruik van de rijk gedekte tafel op het Middensluiseiland. Dit bracht de nodige onrust met zich mee tijdens de vestigingsperiode van de meeuwen. Voor de vijfde maal sinds 1987 werd waargenomen dat een Nijlgans een Zilvermeeuwnest kraakte. Zilvermeeuwen blijken weinig te kunnen inbrengen tegen Nijlganzen en moeten lijdzaam toezien, hoewel ze zich niet meteen overgeven, hoe hun nest wordt overgenomen. Het broedgeval van de Nijlgans in 2004 mislukte, waardoor de Zilvermeeuw alsnog met broeden kon beginnen, en hoewel er toch nog twee kuikens werden grootgebracht is bekend dat de overlevingskans van laat uitgevlogen jonge Zilvermeeuwen een stuk lager is dan vroeg uitgevlogen jongen (Goldbach & Hansen, 1980).