Het aantal Stormmeeuwen nam wederom af. In 2005 kwam het aantal onder de 100 te liggen. Hiervan broedden de meeste, zoals al de laatste jaren het geval was, op het CORUS-terrein. Vrijwel alle paren broedden hier op daken en verhogingen. Dit in tegenstelling tot de broedvogels op het sluizencomplex, die vrijwel allemaal op de grond pogen te broeden. Een enkel paartje wordt gevonden op een (reserve)sluisdeur. Het enige paartje in het industriegebied broedde op een dak. Dit territorium wordt al jaren bezet. Het totaal aan Kleine Mantelmeeuwen nam af. Dit kwam voornamelijk op het conto van de kolonie op het Middensluiseiland. Maar wat een toename op de daken in het industriegebied! Het aantal dakbroeders voor de IJmond kwam dit jaar uit op 581 paar, tegen 386 in 2004 en 313 in 2003. Speculaties over deze toename zijn eenvoudig. Het niet kunnen broeden op de IJbunker en de lagere aantallen op het Middensluiseiland kunnen makkelijk de toename op de daken in het industriegebied verklaren. Toch worden ook nog steeds vogels van buiten onze regio aangetrokken. Dit is bewezen aan de hand van gekleurringde vogels. De Geelpootmeeuwen en hybriden hebben het zwaar te verduren. Aangezien de meeste vogels broedden op de IJbunker zijn hun territoria volledig verloren gegaan (predatie door de Vos). Waar deze vogels, waarvan de meeste gekleurringd zijn, nu uithangen is onbekend. Een aantal vogels werd éénmalig tijdens de broedtijd gezien. Ook de Zilvermeeuw zorgde voor een spectaculaire toename van het aantal dakbroeders (1360 paar). Nu was wel in 2004 (976 paar) het aantal afgenomen vanwege predatie op de IJbunker, maar als we kijken naar de aantallen dakbroeders in 2003 (1052) dan is duidelijk dat de groei er nog goed inzit. Grondbroeders deden het slecht op het Middensluiseiland, maar daar stond tegenover dat de herkolonisatie van het Forteiland onverminderd door gaat. Meer daken, dus ook meer potentieel broedgebied voor de meeuwen. Daardoor dus ook nog groei, zoals dit jaar duidelijk bleek. Het wordt echter steeds moeilijker om alle daken goed te inventariseren, en daar beginnen we steeds vaker tegen aan te lopen. In 2005 konden niet alle daken goed bekeken worden. Afsluiting van delen van de kade en meer toezicht maken het er niet makkelijker op. Het lijkt erop dat we met ingang van dit broedseizoen niet echt meer een goed beeld kunnen gaan krijgen van het totaal aantal dakbroeders. De aantallen van 2005, zoals vermeld in tabel 1, moeten dan ook duidelijk als een minimum worden gezien. Buiten predatie en verstoring leek ook een natuurlijke ontwikkeling op het Middensluiseiland van invloed te zijn op het aantal broedvogels. Hoge en dichte vegetatie lijken niet aantrekkelijk te zijn om in te gaan broeden. Met een afname van 433 paar Kleine Mantelmeeuwen en 94 paar Zilvermeeuwen leek dit eigenlijk wel een duidelijke zaak. Predatie door mensen wordt nog steeds vastgesteld. Het blijft voor een aantal personen toch aanlokkelijk om eieren te rapen in de kolonie op het Middensluiseiland.