Lange tijd gold dat vogelaars in West-Nederland de Appelvink sporadisch, en vrijwel uitsluitend in de winterdag, konden horen én zien. In de jaren tachtig van de vorige eeuw veranderde dat beeld radicaal. Door de populatiegroei elders in Nederland viel dat te verwachten, maar ogenschijnlijk loopt de groei van de populatie in Zuid-Kennemerland vóór op de rest van West-Nederland. Waarom de soort, zeker de afgelopen 200 jaar, in onze contreien ontbrak is onduidelijk. In collecties van verzamelde (geschoten) vogels op de landgoederen ontbreekt hij nagenoeg. In de grote verzameling Crommelin, in Naturalis te Leiden (tweede helft 19e eeuw), bijvoorbeeld zijn er slechts vier aanwezig. Dat deze mooie, schaarse en schuwe soort niet eenvoudig te schieten was, is daarvoor geen sluitende verklaring. De collectie bevat in grotere aantallen wel meer soorten, die minstens zo schaars en schuw waren. De vinkers van weleer meldden zelden of nooit Appelvinken.