Een mooie, vroege januari-morgen in 1994. M’n vaste vogelmaat en ik lopen in de AWD langs het betonnen inwateringskanaal. We zijn op weg van de Oranjekom naar Pietjes Zwarte Veld en naar wat er verderop nog aan moois te vinden of te zien zal zijn. De zon is net over de binnenduinrand heengeklommen en probeert ons, ondanks de tijd van het jaar, al in de rug te prikken. We hebben voor deze route gekozen, omdat we de Waterspreeuw dit jaar nog niet gezien hebben en, omdat we vonden dat zijn koddige verschijning ook nu weer niet op onze waarnemingslijst mocht ontbreken. Plotseling, na het ronden van een flauwe bocht, vliegt er van de waterrand een nog druipende Havik op, die zich vervolgens een eind verderop in een den gaat zitten droogschrodderen. Logische denkers als we zijn, komen we tot de conclusie dat we een Havik bij zijn ochtendbad hebben gestoord. Wel vragen we ons af waarom zo’n beest daarvoor zo’n onhandige plaats als de steile, betonnen binnenwand van dat kanaal uitkiest. We houden het er maar op dat vogels soms echt niet te peilen zijn en genietend vervolgen we onze weg. Onze nadering verjaagt de Havik uit zijn boom en doet hem met lome slagen in het belendende bos verdwijnen. Zo’n honderd meter verderop wordt het nog gekker: geschrokken door onze komst vliegt dezelfde Havik weer op, maar nu midden uit het snelstromende kanaalwater! Dit gaat ons werkelijk de pet te boven!