In de winter van 1963 – ’64, herinner ik me, waren er nog behoorlijke aantallen buizerden te zien in de duinen. Wel namen deze vogels al sterk af in aantal en kwam het al niet meer voor dat je uit één dennenbosje 15 eksemplaren opstootte, maar toch varen de aantallen vele malen hoger dan tegenwoordig. In die winter had ik nogal wat werk gemaakt van een ondergrondse schuilhut waarmee ik hoopte in staat te zijn van de buizerd een filmopname te naken. Nu is schuilhut een groot woord voor de heel beperkte ruimte waar ik met mijn filmspullen precies in paste. Door een klein zwaar gekamoefleerd toegangsluik was een hokje bereikbaar dat maar 1 meter hoog of liever gezegd diep was. Met de filmkamera op statief was het mogelijk om door een zelfgemaakt ”konijnenhol” het terrein voor de hut met de lens te ”bestrijken”. Van buiten af gezien zit de lens wel 1 m. diep in het kunstmatige hol, waar het zo donker is dat de lens niet te zien is. Hoewel de bewegingsvrijheid in de hut en het gezichtsveld ervóór sterk is beperkt, is het voordeel hiervan dat men voor de omgeving volkomen onzichtbaar en zelfs onhoorbaar zijn werk kan doen.