Op woensdag 3 januari ontdekte Leo Boon tijdens zijn dagelijkse rondgang door het Kraaienveld een eerste winter mannetje Blauwstaart. De vogel had dit kleine duingebiedje, ingeklemd tussen Zandvoort en de Amsterdamse Waterleidingduinen, als thuishaven gekozen en ging daar de rest van de wintermaanden niet meer weg. Tot tenminste 23 februari werd hij bijna dagelijks waargenomen, meestal in het duindoornstruweel in het midden van het gebied. Veelal verstopt in de lage vegetatie, foerageerde hij daar op de bessen van onder andere Duindoorn en Kardinaalsmuts. Insecten werden behendig — haast op vliegenvangerachtige wijze — uit de lucht gevangen. Af en toe werd de vogel zacht roepend, soms bijna zingend, waargenomen. De lokale Roodborst stelde de aanwezigheid van deze oosterse concurrent niet bepaald op prijs; keer op keer werd de Blauwstaart verjaagd van de bessen en meelwormen die fotografen voor hem hadden neergelegd. Lange minuten verstreken voordat hij onopvallend weer te voorschijn kwam. De Blauwstaart verloor zijn aanvankelijke schuwheid voor mensen echter snel en na een paar weken liet hij zich vaak schitterend bekijken, soms rustig rondscharrelend tussen de statieven van toegesnelde fotografen. Dit betreft de tweede veldwaarneming van de Blauwstaart in Nederland. De enige andere veldwaarneming vond plaats op 19 september 1985 op Texel (Van den Berg & Bosman, 1999). Daarnaast zijn er drie ringvangsten bekend, alle van de Waddeneilanden. Ook de tijd van het jaar is opzienbarend. De enige andere winterwaarneming van de Blauwstaart in noordwest Europa had plaats in Duitsland (Hannover, januari-februari 2006; Boon 2006), niet verwonderlijk aangezien de soort in zuidoost Azië overwintert.