Gewaarschuwd door de enorme botulisme-explosie in 1976, waren we in 1977 voorbereid op een nieuwe botulisme-explosie. Doordat hoge temperaturen achterwege bleven en ook de waterstand in de infiltratiegebieden bijzonder hoog was, rekenden we eigenlijk niet op een vroegtijdig begin van het botulisme. Door een amateur-ornitholoog, de heer J. Walters, werd echter omstreeks 20 mei al een flink aantal adulte Kokmeeuwen dood of stervend aangetroffen in een Kokmeeuwenkolonie in het derde infiltratiegebied. Hij verzamelde op één dag 70 Kokmeeuwen en alarmeerde het waterleidingbedrijf. Hierna werd het opruimen van de kadavers weer uitgevoerd door personeel van het bedrijf. Er werd van 25 mei tot begin september dagelijks gekontroleerd of er kadavers in het terrein lagen. In de maand september werd nog slechts incidenteel een enkel kadaver opgeruimd. In totaal werden 1164 kadavers uit het terrein verwijderd, wat toch weer een respektabel aantal was. De totstandkoming van dit hoge aantal behoeft echter wel een toelichting. In tegenstelling tot vorig jaar werden nu àlle kadavers geraapt, ook al lagen zij vele honderden meters van het water. Bovendien werd zeer intensief in de kolonies van de Kokmeeuwen geraapt. Hier werden alle dode pulli en het merendeel van de dood gevonden juveniele kokmeeuwen geraapt. Het aantal dood gevonden juveniele en pulli in de kolonies was niet ongewoon hoog, doch een normaal en waarschijnlijk zelfs laag percentage voor jorge vogels in een Kokmeeuwenkolonie.