Het jaar 1968 kenmerkte zich door veel slecht weer met bijzonder veel regen in het broedseizoen, waardoor veel jonge vogels omkwamen deels door de aanhoudende regen en lage temperaturen en deels door voedsel gebrek (insekteneters) wat ook het gevolg was van het slechte weer. Het waren vooral de kieviten, grutto’s en scholeksters en later ook de meerkoeten en alle eendensoorten die het meest te lijden hadden. Vele kieviten en grutto’s hadden nog maar 1 of 2 jongen over en verscheidene hadden zelfs niets meer.