Slechts op één vlucht was nog plaats geweest, en nu realiseerde ik me pas echt waarom. Een uur eerder had ik het oudjaarfeestje dat nog in volle gang was, gelaten voor wat het was, en nu vond ik Pieter van Eijk op zijn rugzak bij de incheckbalie op Schiphol. Voor 5 uur ‘s ochtends nieuwjaarsdag zagen we er nog fris uit. Achttien uur later in Nairobi, Kenia, voelde ik me niet langer fris maar uitgeput. De rem waarmee ik mijn slaap had tegengehouden was de hele vlucht geblokkeerd gebleven en ik had geen oog dicht gedaan. In de taxi, rijdend over een onverlichte weg vanaf het vliegveld, lokaliseerde ik in gedachten mijn positie op de wereldkaart, en ik realiseerde me dat het eindelijk zo ver was: ik was in Afrika! Kenia was niet onze bestemming, maar het noorden van Tanzania. Hier zouden we deelnemen aan een watervogeltelling, zoals die ook in onze regio iedere winter wordt uitgevoerd. Maar nu niet een dagje fietsen door de polder, maar een expeditie van twee weken door dunbevolkt Masailand, met vier landrovers plus chauffeur, een telplotje zo groot als half Nederland, en zes stoere vogelaars met een Missie. Zoals de Canadese David Leman het uitdrukte: “All right guys, we’re here to get a job done. And I know we’re gonna do a good job.”