De aanleiding tot de hierna volgenden inventarisaties is het door mij gesignaleerde abnormale uitdunnen van enige bossen in de A.W. duinen, waarhij alle ondergroei, kamperfoelie en hop vernietigd werd. (Zie De Fitis jaargang 6 aflevering 1 blz. 20). Dit uitdunnen geschiedde in enige bossen aan de binnenduinrand waaronder het Busette bos, dat in hoofdzaak bestaat uit eikehakhout waarin nogal wat kamperfoelie groeide met aan de oostzijde een rand gemengd duinbos bestaande uit elzen, eiken, essen, meidoorn, wilgen en berken met als ondergroei bosbraam, duindoorn en kamperfoelie. Het uitdunnen van het eikehakhoutgedeelte was niet zo schadelijk voor de vogelstand, maar wel het onnodige weghalen van de kamperfoelie die in een eikehakhoudbos de enige broegelegenheid vormt. Erger nog was het uitdunnen van de genoemde oostrand, waar alle kamperfoelie, bosbramen en duindoorn sneuvelde, benevens een aantal mooie meidoorns zodat ook hier vrijwel geen broedgelegenheid overbleef. Er zijn helaas geen gegevens over de broedvogelstand vóór het uitdunnen van dit bos, maar het feit, dat van de 10 gevonden Zanglijster- en Merelnesten er 9 in de hopen takken en slechts één in een gespaarde meidoorn lag, illustreert wel hoe katastrofaal het uitdunnen voor deze broedvogel is geweest. Hierbij kwam nog, dat de hopen takken tot ver in het voorjaar werden afgevoerd, waardoor veel nesten sneuvelden. De enkele takkehopen die gespaard bleven omdat er een nest in lag, vielen zodanig op, dat op één na alle nesten verstoord werden door mens of dier.