Algemeen In totaal werden 108 soorten langs trekkend waargenomen, hetgeen op het niveau van najaar 1990 ligt (107 soorten). Het aantal waargenomen exemplaren lag echter veel lager; de 119.451 vogels steken schril af bij de 188.713 van 1990 (Groot, 1991). Ofschoon het een diepere analyse vereist en het gevaarlijk is uitspraken te doen op basis van gegevens die tijdens ruim honderd teluren zijn verzameld, zou het slechte broedseizoen van 1991 van invloed geweest kunnen zijn op de lage aantallen getelde vogels. Door het koude en in juni zeer natte weer is het broedsucces van vele vogelsoorten in de noordelijke helft van Europa waarschijnlijk negatief beïnvloed. Telposten die wel zeer regelmatig bezet werden meldden eveneens relatief lage aantallen trekvogels en ook ringers constateerden dat er minder vogels in hun netten hingen. Soorten die altijd de top aanvoeren voor wat betreft het aantal exemplaren dat geteld wordt, vielen zwaar tegen. Met name van de Kokmeeuw, Veldleeuwerik, Gele Kwikstaart, Koperwiek, Spreeuw, Vink en Kneu werden weinig exemplaren geteld. Ook waren er bijna geen topdagen met ’beukende trek’ (zeer grote aantallen soorten en exemplaren). Gelukkig viel er genoeg te genieten op Parnassia. Wat dat betreft blijft het registreren van landtrek toch de leukste tak van vogelen in het najaar. Zo werden er hoge aantallen Aalscholvers, betrekkelijk veel Sperwers, Boerenzwaluwen en Zanglijsters waargenomen en konden ook weer enige zeldzamere soorten op naam gebracht worden. Soorten als Kleine Zilverreiger, Morinelplevier, Duinpieper, Roodkeelpieper, Grote Pieper en Ortolaan geven een telling een extra dimensie. Of de wilde taferelen die zich afspeelden na het waarnemen van een langsvliegende Scharrelaar op 5 oktober een negatieve invloed hebben gehad op het geconcentreerd verder tellen die ochtend, zal buiten beschouwing blijven. Want het onverwachte waarnemen van zo’n fraaie zeldzame soort laat je natuurlijk niet onberoerd. In tabel 2 is een lijst opgenomen van een aantal waargenomen soorten en aantallen. Augustus Afgezien van een enkele telling eind juli, toen er toch nog 163 Gierzwaluwen en bijna 4000 Spreeuwen werden geteld, begon het telseizoen in de eerste week van augustus. Op de derde van de maand werd een diepterecord qua soorten en aantallen behaald: in de mist werden welgeteld 1 Watersnip (gehoord) en 1 Spreeuw waargenomen. De teldagen hierna waren ook niet bijster interessant, op de grote aantallen Aalscholvers na. Het betrof hier groepen die zeer waarschijnlijk (gezien de noordelijke trekrichting en het tijdstip op de ochtend) van een slaapplaats in de AW-duinen naar het fourageergebied bij IJmuiden vlogen. Eigenlijk geen echte trek dus. De tweede helft van augustus leverde iets meer soorten en aantallen op. Er werden diverse steltlopers gezien en gehoord en ook het aantal zwaluwen, Gele Kwikken en Boompiepers, traditionele lange-afstandstrekkers die Europa vroeg verlaten, liep op. Op de 21e werden de eerste Kramsvogel en Ortolaan waargenomen. De dag erna kon een nieuwe soort voor de telpost worden opgeschreven: een Kleine Zilverreiger, haarscherp opgemerkt door Amon (hé, wat vliegt daar voor wits?). Mogelijk was dit hetzelfde exemplaar dat vanaf begin september op Texel pleisterde. De laatste tellingen in deze maand zorgden onder andere nog voor drie Bruine Kieken, twee Kemphanen, vier Oeverzwaluwen en tweede Ortolanen. September De eerste van de maand opende met prachtig weer en een redelijk aantal Gele Kwikken (95), een Bruine Kiek, de eerste Duinpieper en een Bosruiter. Het duurde vervolgens een aantal dagen voordat de weergoden weer aardige tellingen mogelijk maakten. Op de 11e jakkerde het eerste Smelleken voorbij en op de 13e viel de bescheiden piek van de Gele Kwikstaart met 134 exemplaren. Zeer fraai deze dag was de waarneming van een Morinelplevier die neerstreek op de parkeerplaats naast de telpost en zich uitgebreid door de teller liet bewonderen. Ook werden deze dag de eerste Grote Gele Kwik en IJsgors van het najaar waargenomen. Medio september begint voor menig vogelaar het najaar pas echt. Vanaf die tijd begeven ook de noordelijke soorten zich in het trekgewoel. Op de telpost kwamen de eerste Rietgorzen, Sperwers, duiven, Graspiepers, lijsters, mezen en vinkachtigen langs. Leuke krentjes waren een Ortolaan op de 14e en de 16e, twee Duinpiepers op de 16e en diverse IJsgorzen en Grote Gele Kwikken. De 21e was de eerste goede trekdag. De samengestroomde tellers konden genieten van de 9 Sperwers, 3 Bruine Kieken, 300 Boerenzwaluwen, de fraai langstrekkende Grote Pieper, ruim 1000 Graspiepers, vier Grote Gele Kwikken, meer dan 5000 Spreeuwen en drie IJsgorzen. Hierna volgde een week met minder goed landtrektelweer, hetgeen meestal het optreden van sterke trek betekent wanneer het weer gunstig wordt. Dat gebeurde in het weekend van 28/29 september, toen met een ZO-wind grote aantallen vogels genoteerd konden worden. De Graspieper trok massaal langs (ca. 6000 exx.), maar werd in talrijkheid al overvleugeld door de Spreeuw (bijna 9000exx.). Verder waren met name noemenswaardig een Smelleken, 25 Oeverzwaluwen, de enige Strandleeuwerik, een Duinpieper en 243 Zanglijsters op de 28e en ruim 1.000 Kieviten, een late Gierzwaluw en de eerste Roodkeelpieper op de 29e. Oktober De enige Havik van het najaar werd op de derde gezien. Twee dagen erna was het weer raak; na enige stormachtige dagen ging de wind naar ZO waardoor de trek keurig langs de kust werd gestuwd. De tellers op 5 oktober konden aan de bak: een Duinpieper, 2800 Graspiepers, 161 Witte en 5 Grote Gele Kwikken, 14.000 Spreeuwen, bijna 400 Zanglijsters en 7 IJsgorzen trokken onder zeer veel meer langs. De Scharrelaar spande uiteraard de kroon op deze prachtige dag. Een week erna was de trek opnieuw goed en werd weer eens bevestigd dat medio oktober de najaarstrek zijn hoogtepunt voor wat betreft het aantal soorten en exemplaren beleeft. Op 11 oktober werden 45 soorten waargenomen, waarvan behoorlijk veel in een hoog aantal. Een greep uit de resultaten: 112 Aalscholvers (ditmaal wel echte trek), de eerste Blauwe Kiek, een late Duinpieper en de enige Waterpieper, 254 Witte Kwikken en 14 IJsgorzen (het hoogste aantal van het najaar). De beste dag voor de Vink was 12-10 met 1700 exx. Verder bleven ook van andere vinkachtigen, duiven, lijsters en mezen de aantallen laag. Soorten die normaal rond half oktober hun piek in de doortrek hebben, zoals Oeverpieper en Ringmus, vielen zwaar tegen. Alleen een late Bruine Kiek en 128 Rietgorzen op de 12e, de tweede Roodkeelpieper op de 15e en een Grote jager op de 19e zijn echt vermeldingswaardig. Gelukkig had het weekend van 26/27 oktober, nog veel goeds in petto, nadat op de 24e nog een Grote Pieper was gezien. Op beide dagen werden veel Sperwers waargenomen (46 exx.). Een ander schitterend schouwspel is trek van kraaiachtigen. Wolken Kauwtjes, met daar tussen tientallen Roeken en op de 26e een Kauw van de Russische ondersoort soemeringii, trokken over (in totaal 2.200 exx.). Verder werd een scala aan andere soorten waargenomen, zoals de Grauwe Gans, Wilde en Kleine Zwaan, Casarca, de Ruigpootbuizerd, de Boomleeuwerik, een Zwarte Ruiter, een late Oeverzwaluw en de eerste Fraters en Geelgorzen. Veldleeuweriken en Kepen bereikten in dit weekend hun bescheiden doortrekpiek. De laatste dag van de maand bracht de enige trekkende Sneeuwgors op. November Zoals hierboven reeds is vermeld, zijn er slechts twee tellingen uitgevoerd in november. Vooral die op de 16e was erg aardig, met eindelijk een redelijk aantal Kramsvogels (bijna 1.000), ruim 200 Groenlingen en een Geelgors. Ook de groepen Kleine Rietganzen en enkele Brandganzen werden graag opgeschreven. Of dat eveneens gebeurde op 24-11, de andere ganzendag, durf ik te betwijfelen. Toen vlogen 27 Nijlganzen over...