Allereerst moet vermeld worden dat 1969 een buitengewoon goed spechtenjaar is geweest, in het voorjaar werden overal opvallend veel spechten gezien; in het biezonder Groene Spechten. Ook na het broedseizoen werden zeer veel spechten gezien, w.o. vele juveniele eks. zodat het een zeer gunstig broedseizoen geweest moet zijn. Dan bekijken we even de beschikbare biotoop voor de spechten: de A.W.- duinen zijn ± 3600 ha. groot, maar bijzonder bosarm, vooral arm aan oud loofbos. Dit schijnt trouwens al honderden jaren zo te zijn, in ieder geval zo’n 150 jaar, want als ik een kaart van de A.W. duinen uit 1823 bekijk dan was het toen al niet beter dan nu. Als we over oud bos praten (±50 jaar of ouder) dan is dat ongeveer gelijk gebleven aan de oppervlakte bos van 1823. Enige bossen zijn nadien verdwenen en een paar zijn er bij gekomen. (Op de oude kaart is niet te zien of het bos uit loof- of naaldhout bestaat, en ook de leeftijd is niet te zien). Tellen we al ons bos bijeen, dus ook al het naaldhout en kleine berkenbosjes tot een minimale hoogte van 3 meter, dan schat ik het totaal hooguit op 400 ha. Naar een ruwe schatting is 65% (dat is 260 ha.) naaldhout, wat voor het grootste deel na 1930 is aangeplant. De overige 35% (= 140 ha.) bestaat Uit loof- en gemengd bos. Hiervan is een groot deel in de jarem 1930-1940 aangeplant. Echte natuurlijke bosjes bestaan nauwelijks, hooguit een enkel berkenbosje. Oud loofbos met flinke opgaande stammen is inde A.W. duinen niet te vinden, behalve hier en daar een hoekje van een 1/2 tot 1 ha.