Van 5-9 september 1973 zijn enige mensen van de Vogelwerkgroep Haarlem op Vlieland geweest om het grote gebeuren van de ”wadpieten” gade te slaan waarbij speciaal de vele trekvogels. Het is eigenlijk zoiets ”gewoons” naar geeft tegelijk een indruk zo immens groots dat het bijna beangstigend is. Dag in dag uit, jaar in jaar uit, beweegt twee keer per dag de vloed- resp. ebstroom het water in de Waddenzee heen en weer. En met dat water gaan de vogels, twee keer per dag, jaar in jaar uit. De dagen dat wij dit gadesloegen waren het tienduizenden vogels die tijdens opkomend water richting Kroonspolders trokken en tijdens afnemend water oostwaarts naar de plekken die bijna of net droogvielen. Op zulke momenten waren wij, en met ons nog enkele andere vogelaars, op de hellingen van de duintjes te vinden om te trachten de vogels te herkennen; de duizenden BONTE STRANDLOPERS, als wolken aanvliegend met hoorbare vleugelslag, met daar tussen BONTBEKPLEVIEREN, enkele KROMBEK- en KLEINE STRANDLOPERS, die alle het dichtst bij de kust kwamen foerageren; vlak voor ons! Daar achter en er tussen streken neer: de STEENLOPERTJES, OEVERLOPERS, KANOETSTRANDLOPERS, duizenden, 1 ♀ KEMPHAAN, dan de ROSSE GRUTTO’s, SCHOLEKSTERwolken. Met hun melodieus weemoedige geluiden hoorden we enkele tientallen ZILVERPLEVIEREN neerkomen en GOUDPLEVIEREN, alle in overgangskleed. Achteraan kwamen de WULPEN staan. Maar laat ik niet de TURELUURS vergeten en de GROENPOOTRUITERS die overal tussenin zaten en waarvan de geluiden prachtig klonken in het grote geheel. Ook bespeurden we een enkele REGENWULP terwijl diverse GROTE STERNS en VISDIEFJES overvlogen en een groepje van 16 PIJLSTAARTEN wat rondcirkelde. En bij dat alles tenslotte de meeuwen: GROTE MANTEL-, ZILVER-, KOK- en STORMMEEUWEN.