Op 26 december 1966, ’s morgens elf uur, bevonden een vijftal leden van de Vogelwerkgroep Haarlem zich, bij zonnig en bijna windstil weer, op de Zuiderpier te IJmuiden vlak bij het hek voor het niet toegankelijke gedeelte, ongeveer 1 km van de kustlijn. Plotseling werd onze aandacht getroffen door een stern, die rondvloog boven de buitenhaven, Tot viermaal toe naderde deze stern ons tot zeer dichtbij, eenmaal dook de vogel op ongeveer 10 m afstand op een visje. Door de fraaie belichting met de zon in de rug kwamen wij al spoedig tot de conclusie met een Noordse stern in zomerkleed te doen te hebben De snavel was helder rood, ook de punt (duidelijk gezien) de zwarte kopkap geheel rond zonder enig wit aan de voorzijde, de staart diep ingesneden. (1)