Het is half september. Er waait een harde wind uit het westen, zeker kracht 7, en het is springtij. Twee uur vóór hoogwater slaan de golven al tegen de lemen rand voorbij de Wierschuur. Ik loop langs de waddenkust over die lemen rand en zo nu en dan door de velden, waar Graspiepers en ook een paar Paapjes voor me opvliegen. Ondanks de wind is het prachtig zonnig weer met wat overdrijvende witte wolken. Het is heel helder weer zodat Ameland duidelijk te zien is. Op hun hoogwatervluchtplaatsen zitten massaal de meeuwen, de Scholeksters en de Wulpen. Verderop zit een grote groep Bergeenden. Een prachtig mannetje van de Blauwe kiekendief vliegt vlak voor me op. Ik kan hem rustig bekijken als hij wat voor me rijst en daalt en langzaam verder vliegt. De kleine slenk is een kolkende stroom, Ik loop er langs en zie dat de weilanden bij de bovenbedding ondergelopen zijn.