In het laatst van maart vatte de prille lente een stevige kou. Regenvlagen en harde wind maakten het de vogels verre van aangenaam en zelfs die van de zee raakten uit hun element. Daar zat zowaar op de barre 1e paasdag in het ”Grote Vogelmeer” een vogeltje dat toch normaliter midden op de plantkton-rijke gedeelten van de oceanen bij West Afrika en Chili al dobberend onze winter pleegt door te brengen en in het voorjaar te vinden is tussen het pakijs van de arctische zeeën: een Rosse Franjepoot! Driftig, enigszins schoksgewijze rondzwemmend tussen de grote Kokmeeuwen pikte het op zeer rappe wijze voedsel uit het water. Oppervlakkig gezien leek het grotendeels witte vogeltje met zijn lichtgrijze bovenzijdewel wat op een verkleinde uitgave van de hem omringende meeuwen. Gelukkig zwom het diertje niet ver van de kant, zodat ik en mijn zusje hem goed konden bekijken door de twaalf maal vergrotende kijker die ik voor het gemak maar even op een paaltje plaatste. Het opgewonden beestje had een licht kopje met een opvallende zwarte vlek om het oog, een zwart achterhoofd en achterhals en een stevig zwart snaveltje. In de weg gezeten door een Kokmeeuw vloog het soms even op, toonde zijn brede witte vleugelstreep en streek met bungelende vrij licht gekleurde poten een paar meter verder weer met een plonsje in het water.