De Slechtvalk wordt in Zuid-Kennemerland en in de Haarlemmermeer jaarlijks in toenemende mate aan getroffen. Het betreft hier over het algemeen Slechtvalken die afkomstig zijn uit hun broedgebieden in Fenno-Scandinavië (Van Geneijgen, 1999). De meeste vogels komen aan in september en vertrekken weer naar het noorden in de loop van april van het volgende jaar. In Nederland overwinteren honderden Slechtvalken. De meeste winterterritoria bevinden zich in Noord- en West-Nederland. De vogels pleisteren in uitgestrekte landbouwgebieden, maar zijn ook te vinden op hoogbouwobjecten in bijvoorbeeld stedelijk milieu (Marcus, 2005; Wokke, 2002). Waarnemingen van Slechtvalken in Nederland tijdens het zomerhalfjaar zijn echter schaars. Het betreffen vaak lokale paren, die in de omgeving broeden of bijvoorbeeld een overzomeraar uit het hoge noorden. In dit artikel wordt een paar Slechtvalk beschreven, dat opviel omdat het in de zomer van 2006 diverse keren in Spaarnwoude werd waargenomen. Verder zullen de auteurs, die zelf actief betrokken zijn bij slechtvalkonderzoek in de regio, ingaan op het gedrag van het paar in het veld en later ook op de presentie van het stel tijdens de zomer in 2006 op de KPN-zendtoren in de Waarderpolder. Ook worden aspecten betreffende de broedbiologie aangehaald, vastgesteld bij het paar in het voorjaar 2007 en wordt het broedgeval in het licht geplaatst van de landelijke ontwikkeling van de slechtvalkpopulatie. Vanwege het feit dat er praktisch geen literatuur is te vinden over prooikeuze van Slechtvalken in Zuid-Kennemerland wordt er in dit artikel over dit thema een uitstapje gemaakt. Alhoewel er dus geen direct verband is met het broedgeval lijkt het verantwoord in deze bijdrage de bevindingen vast te leggen.