Vogels vormen qua bouw en omvang een tamelijk homogene groep, vergeleken met andere klassen van dieren. Tot de zoogdieren behoren bijv. paarden, walvissen, vleermuizen en honden, om maar eens een paar voorbeelden van sterk verschillende dieren te noemen. Voorts variëren zoogdieren in omvang van kleine vleermuizen en lemmingen tot reusachtige walvissen, een gewichtsverhouding van ongeveer 1 op 100 miljoen. Vliegende vogels daarentegen variëren in gewicht van circa 2,5 gram tot 15 kilo, een verhouding van niet meer dan 1:6000. Dat de verschillen tussen de vogelsoorten aanzienlijk kleiner zijn, komt waarschijnlijk door het feit dat ze kunnen vliegen. Omdat vliegen veel meer energie kost dan andere voortbewegingsmanieren, is het van groot belang om het zo economisch mogelijk te doen. Haast al de anatomische kenmerken van vogels staan daarmee in verband.