”...prooi, die ze soms nog nazitten tussen gebouwen, waarbij ze zich wel eens tegen ramen te pletter vliegen.” zegt ’Het Vogelboek’ (Burton & Hayman, 1977) over de Sperwer. Zover gaat deze geschiedenis niet. Maar een klein drama was het wel. Op een morgen zit ze daar, die stadsduif. Het kan ook een stadsdoffer zijn, maar voor dit verhaal houd ik het op een ’zij’. Ze zit zielig in een hoekje van de patio. Bolrond en door de poten gezakt. Kleine druppeltjes van de miezerige regen rollen over haar veren. Het oog aan mijn kant gaat maar af en toe (smekend?) open.