Er zijn misschien wel nooit méér vogels in Zuid-Kennemerland te zien geweest dan juist nu. Dat is goed nieuws. In absolute aantallen gezien klopt dat wel. En er komen nog steeds nieuwe soorten bij. Nog meer goed nieuws dus? Er zijn mensen die dit allemaal ook zien, maar er duidelijk minder gelukkig van worden. Hebben die dan ongelijk? Dat hangt er van af hoe je naar vogels kijkt. Rekenkundige vergelijkingen maken over aantallen is ondoenlijk. Want staat één Tapuit gelijk aan vijftig Grauwe Ganzen of één Blauwborst aan tien Staartmezen? Dat niet iedereen blij is met uitheemse Canada- of Nijlganzen die je weiland kaal komen grazen is te begrijpen. Overigens geldt dat ook voor Grauwe- en andere Europese ganzen! Meer is dus niet altijd beter, zeker niet als er concurrentie door optreedt voor inheemse vogelsoorten. De opportunistische soorten die zich overal gemakkelijk aanpassen doen het overal veel beter dan de specialistische. Dus hebben soorten die afhankelijk zijn van een specifieke omgeving en dito voedsel het niet gemakkelijk en krijgen het steeds moeilijker. Daarom zijn er al soorten stilletjes uit Zuid-Kennemerland verdwenen of staan op het punt van vertrek. Daarom zal bescherming van vogels nog meer de kant op (moeten) gaan van zowel soort- als hun bijzondere biotoopbescherming. Om van de veranderingen in de vogelwereld van Zuid-Kennemerland een bescheiden (en zeker niet compleet) beeld te geven schreven verschillende auteurs biografietjes over hun geliefde soort(en) en werd er beeldmateriaal bij gezocht. Uit dia-archieven soms om oorspronkelijke afbeeldingen te vinden.