Enkele jaren geleden begonnen Goudvinken in de voorzomer regelmatig onze tuin in Santpoort-Zuid te bezoeken. Deze tuin is begroeid met een bonte mengelmoes van inheemse en buitenlandse wilde planten. De Goudvinken wilden echter maar één ding: zaden van de Donkere Ooievaarsbek ( Geranium phaeum ). Die Donkere Ooievaarsbek doet het goed op de Santpoortse zandgrond. Eigenlijk een beetje te goed zelfs, maar sinds de Goudvinken hun voorkeur voor de zaden hebben getoond, wordt de expansiedrift van de Donkere Ooievaarsbek getolereerd. En zo hebben wij nu dus een heel veld van deze plant. Goudvinken, soms drie tegelijk, komen in juni regelmatig erop foerageren. Dat gebeurt op een opmerkelijke manier die ik in de literatuur nergens beschreven heb gezien. De Goudvink hangt met gonzende vleugels als een kolibrie voor de plant, breekt er een vruchtje af en gaat het op een tak of op de grond verorberen. Bij uitzondering landen zij op de stengels die hun gewicht niet kunnen dragen en komen dan met stengel en al op de grond terecht. De Donkere Ooievaarsbek valt een beetje uit de toon bij de planten waarvan bekend is dat de Goudvink de zaden ervan eet, zoals Paardebloem, Melkdistel, Muur, Leverkruid en Viooltje. Van deze planten kunnen de zaden goeddeels vanaf de grond worden bemachtigd. Grappig is dat de nauw verwante Beemdooievaarsbek (Geranium pratense) , die wij ook in de aanbieding hebben, niet in trek is, evenmin als talloze andere zaden die voorhanden zijn. Gelukkig is daar weer een andere klant voor: de Glanskop. Van de Glanskop is bekend dat hij veel harde zaden eet, maar zijn voorkeur in onze tuin is wat onverwacht: zaden van Dauwnetel ( Galeopsis speciosa), een zeldzame plant van zanderig bouwland, en Betonie ( Betonica officinalis ), die in Nederland in het wild alleen bij Nijmegen en in Zuid-Limburg voorkomt. Als die zaden rijp zijn in de zomer, zijn de Glanskoppen dagelijks aanwezig. Wat voor zaden eten Goudvink en Glanskop eigenlijk in Zuid-Kennemerland buiten onze tuin waar deze plantensoorten niet voorkomen?